Families Notten, Slicher, Van Alema, Waterbeek, Weijenberg, Top, Dolmacker, Bolaert, Francken van der Linden
Notten
De familie Notten verschijnt in mijn kwartierstaat met Arnoldina Notten, die de moeder was van Geertruyda Joanna Marchant. Arnoldina Notten werd gedoopt in Heusden op 7 januari 1793, en zij trouwde in 1815 met Gijsbertus Fredericus Marchant, die bij zijn huwelijk 1e Luitenant was van de 8ste afdeling Infanterie te Groningen. Die functie was geheel in de traditie van de familie Marchant, want ook zijn voorouders bekleedden dergelijke functies in het Staatse Leger. Het is daarom ook niet verwonderlijk, dat ook Arnoldina stamt uit een militair georiënteerde familie: zij was de dochter van Jan Andries Notten en Arnoldina van Alema. Bij zijn huwelijk in 1784 met Arnoldina van Alema was Jan Andries Notten luitenant, en later is hij bevorderd tot kapitein.
Het heeft enorm veel moeite gekost om iets meer aan de weet te komen over Jan Andries Notten en zijn (tweede) vrouw Arnoldina van Alema, maar het lijkt alsof zich nu enkele goede sporen beginnen te ontwikkelen, maar dan vooral aan de vrouwelijke kant...
Uit het overlijdensrecord van Jan Andries Notten in 1814 (op 58-jarige leeftijd) in Eelde leren we dat zijn ouders waren Jan of Johannes Notten en Hendrika of Hendrina Slicher (soms ook geschreven als Slegger(s), Sligger(s). Ook vader Johannes was militair en we zien bijvoorbeeld in de Lidmaten van Zutphen de volgende aantekening:
Aankomst vanuit Koevorden in Zutphen 19.4.1776 Joannes Notten
en zijn vrouw Henderika Slighers
Vertrek naar Tiel: 31 maart-juni 1777
Aankomst vanuit Koevorden in Zutphen 19.4.1776 Jan Andries Notten
Vertrek naar Tiel: 31 maart 1777
Blijkbaar dienden vader en zoon in hetzelfde regiment. Jan
Andries was toen 21 jaar oud, en nog ongetrouwd. In 1779 trouwde hij te Zutphen
zijn eerste vrouw, Petronella Dunn (of Van Dun), die afkomstig was uit Bergen Op
Zoom. Hij was op dat moment corporaal in het leger. Uit dit huwelijk zijn geen
kinderen bekend.
Daarna komt Jan Andries in 1777 weer terug in de garnizoensplaats Zutphen, en
waarschijnlijk bleef hij daar totdat hij in 1780 vertrekt naar Zeeland. In juni
1783 komt hij dan weer in Zutphen vanuit Bergen Op Zoom met attest -vermoedelijk
is Petronella Dunn dan overleden, en hij trouwt vervolgens in oktober 1784 te
Zwolle met Arnoldina van Alema. Uit dit huwelijk zijn een aantal kinderen
bekend.
Van Alema
Arnoldina Van Alema was heel lang een onvindbare echtgenote van Jan Andries Notten, totdat ik onlangs een aantal doopinschrijvingen zag in de DTB Meppel:
Meppel, doopboek (1736-1757; DTB 86), 26 juni 1757, pagina
275
Gedoopt: Arnaldines, kind van Petrus Alema en Johanna ten Clooster.
(NB. Hier
moet gelezen worden als Arnoldina)
Meppel, doopboek (1757-1776; DTB 87), 24 oktober 1758, pagina
11
Gedoopt: Rimbartus, zoon van Petrus Abram Fredericus van Alsma en Johanna ten
Klooster.
NB vader doopheffer. (NB. De naam van de vader is duidelijk een lees- of
schrijffout)
Meppel, doopboek (1757-1776; DTB 87), 4 april 1760, pagina 29
Gedoopt: Rimbartus, zoon van P... A... F... van Alema en Johanna ten Klooster.
Dit waren echter niet de enige dopen van dit echtpaar. In Zwolle vond ik vervolgens nog dopen van Aaltje van Alema (2x) en Arnoldina van Alema in 1765. Kennelijk is de 1ste dochter Arnoldina overleden voor 1765. Verder zoekend in Zwolle vond ik vervolgens enkele dopen in Zwolle, van ouders Rimbartus van Alema en Arnoldina Weijenberg. Dat echtpaar ging in maart 1732 in Zutphen in ondertrouw, en kregen attest om tot Zwolle (Mastebroek) te trouwen op 31 maart 1732. Bij zijn huwelijk was Rimbertus van Alema vaandrig.
Uit dit huwelijk werden tenminste 6 (of 7) kinderen geboren, van wie Petrus Abraham Fredericus de oudste was; hij werd gedoopt in 1733, terwijl de laatst gedoopte Diderik Theodorus van Alema werd geboren in 1745. Twee weken later is hun moeder Arnoldina Weijdenberg overleden.
Arnoldina W(e)ij(d)enberg werd geboren als dochter van Derk Wijdenberg en Barta Waterbeek, zo valt te lezen in een stuk dat deel uitmaakt van een erfkwestie, waarin haar zoons P.A. Frederik van Alema en Diederik van Alema een rol spelen. Daarin werd de boedel genoemd van Arnoldina (Ida) Wijdenberg, en daaruit blijkt, dat zij vermoedelijk verwant was met Arent Frederiks Waterbeek, die getrouwd was met Jannetje Top (12-01-1668 Elburg). Arnoldina Weijenberg werd gedoopt in 1708 in Zwolle als Arendina Weijdenberg. Dat maakt het waarschijnlijk, dat ook Rimbertus van Alema is geboren rond 1700.
Mogelijk is er een relatie tussen Rimbertus en Abraham van Alema, die in 1721 in het burgerboek wordt ingeschreven:
Burgerboek Harlingen 1721
Legt de belofte
af: Abraham Alema, zilversmid
Datum: 30 april 1721
Geboren te
Ommen
Bron:
Verzameling copieën van elders berustende stukken
Toegang : 348
Inv. nr.: 6064
Ik betwijfel overigens, dat deze Abraham geboren is in Ommen, maar denk wel, dat hij afkomstig was van Ommen.
Voor wat betreft de gegevens van de 3 generaties van Alema, geef ik onderstaande:
Rimbertus van Alema X (1732 Mastebroek) Arnoldina Weijdenberg
+ ca. 1753
°1708, + 1745
|
Petrus Abraham Frederik................Barta Johanna..................Dideric
Theodorus................Alberta.................Diderik Theodorus
1733 Zwolle, + 1768 Zwolle 1734
Zwolle, + 1734 1735 Zwolle, +
1736 1742 Zwolle, + 1742
1745 Zwolle
X (1756) Johanna ten Klooster
in 1765 naar WestIndië
|
Arnoldina...........Rimbartus........Rimbartus........Aaltjen..........Aaltjen.........Arnoldina..........Petrus
Abraham Frederik (?)
1757 Meppel 1758 Meppel
1760 Meppel 1761 Zwolle 1763 Zwolle
1765 Zwolle
?
+ jong
+ 1758
+ 1761 + 1765
+ 1807 + 1769 onnozel in
kinderhuis Zwolle
X Jan A. Notten
In 1758 zijn er een aantal stukken, die enerzijds te
maken hebben met de dood van (Petrus Abraham) Frederik van Alema, en van een
testament opgemaakt in Amsterdam door Barend Tognino en zijn vrouw Femmetje
Mokelaar in 1764. Als hun erfgenamen worden daarin genoemd: zijn broeders en
zusters kinderen met namen Laurens, Hendrik en Jan Tognino en Laurens en
Margareta Salis van de eene helft, en die van de testatrice Lodewijk Mokelaar,
Wigger Mokelaar en Margareta Mokelaar mitsgaders Fredrik Alema en Diderik van
Alema.
Na de dood van Fennetje Mokelaar begin 1768 waren beide broers derhalve haar erfgenamen.
Alleen blijkt er door de notaris van Oostrum een grote fout te zijn gemaakt, want in plaats van Diederik van Alema had hij Diederik Mokelaar geschreven, maar die persoon is volstrekt onbekend. Het bleek nogal lastig te zijn om de juiste erfgenaam, namelijk Diederik van Alema, als erfgenaam vast te leggen, omdat deze dus in 1765 was vertrokken naar WestIndië en er sedert zijn vertrek geen enkel bericht van hem was ontvangen. Ik ken slechts een enkel stuk die op deze zaak betrekking had, maar ik sluit niet uit, dat de andere erfgenamen bezwaar zullen hebben aangetekend tegen de procedures. In ieder geval bleek het lastig, omdat Johanna ten Klooster, weduwe van (Petrus Abraham) Frederik van Alema, het erfdeel dat bedoeld was voor Diederik van Alema probeerde te krijgen.
Dat de twee broers P.A. Frederik van Alema en Diederik T. van Alema erfgenamen waren vanwege Femmetje Mokelaar kan ik niet verklaren door een gebrek aan gegevens. De genoemde erfgenamen van Barend Tognino waren kennelijk zijn broers en zusters kinderen. Ik neem dus aan dat Laurens, Hendrik en Jan Tognino zoons waren van zijn broers (en dus oomzeggers waren) en dat Lourens en Margaretha Salis kinderen waren van een zuster van Barend Tognino. Aan de andere kant waren de genoemde erfgenamen Mokelaar volle neven en nicht van Femmetje Mokelaar (zij waren kinderen van Femmetjes oom Jan Mokelaar, met dank aan Anno van der Bij). Maar de twee broers van Alema zijn duidelijk van een jongere generatie. Hun vader Rimbertus van Alema was wel ongeveer van dezelfde generatie als Femmetje Mokelaar, die geboren werd in 1698. Arnoldina Weijdenberg, de vrouw van Rimbertus van Alema, werd geboren ca. 1695, maar in elk geval vóór 1697, want in dat jaar hertrouwde haar vader Derk Weijdenberg met Gesina van der Weijde, na de dood van Arnoldina's moeder Barta Waterbeek.
Barta Waterbeek was een dochter van Arent Frederiks Waterbeek, die in januari 1668 in Elburg trouwde met Jannetje Top. Zij werd als hun dochter gedoopt in Zwolle op 1 november 1688. In een stuk, dat voorkomt in haar nagelaten boedel (in een stuk gedateerd 1758) worden een zestal boedelpunten genoemd. In het 5de punt staat:
5. De 1/6 portie in f 450,- op het erve Quinkelenberg in Zalk op 9 aug. 1734 begeven in Arent Frederiks Waterbeek ... op diverse plaatsen ad 14 Roeden...
Maar het is mij niet duidelijk geworden, hoe de relatie tussen de broers van Alema en Femmetje Mokelaar precies zit. Femmetje Mokelaar, geboren in 1698 in Leeuwarden, trouwde in 1721 in Amsterdam met Barend Tognina. Haar erfgenamen vanwege de familie Mokelaar, waren haar volle neven en nicht. Kinderen had zij kennelijk niet, zodat valt aan te nemen, dat haar erfgenamen haar naaste familieleden waren. En dus zullen Petrus Abraham Frederik en Diderik Theodorus van Alema vermoedelijk via hun ouders verwant zijn aan Femmetje Mokelaar.
Dat zou dan zijn via hun vader Rimbertus van Alema of via hun moeder Arnoldina Weijenberg. Die laatste werd geboren in 1708 als dochter van Derk Weijenberg en Aaltje Elsink Jansdochter.
Waterbeek en Top
Arnoldina Weijenberg werd geboren als Arendina Weijdenberg in 1708 in Zwolle. Haar ouders waren Derk Wijenberg en Barta Waterbeek. Dat echtpaar trouwde in Zwolle in 1690 als jongeman en jongedame. Getuigen worden helaas niet vermeld, maar hij wordt daar Derk Wijdenberg genoemd. Wie zijn ouders waren is mij niet bekend. Barta Waterbeek werd geboren in Zwolle in 1668. Haar ouders waren Arent Frederik Waterbeek en Jannetje Top, die in datzelfde jaar getrouwd zijn in Elburg (ondertrouw in Zwolle). Beiden werden in Zwolle begraven, Arent Waterbeek in 1720, en Jannetje Top in 1709. Dit huwelijk was zijn 3de huwelijk. Eerder trouwde hij in 1664 in Zwolle met Margaretha Hogerkamp (en dat huwelijk ging hij in als weduwnaar). In zjn 2de huwelijk werden 2 kinderen geboren, Frerick Waterbeek en Fennechien Waterbeek, resp. in 1665 en 1667. Hoeveel kinderen hij kreeg met Jannetje Top is mij niet bekend, maar wel dat in 1701 Frederik's zoon Roelof werd gegraven in Zwolle, en nog in 1714 zijn zoon Gerrit.
Dat Berta Waterbeek hun dochter was blijkt ook nog uit een stuk opgenomen in een boedelbeschrijving, waarin Barta Waterbeek 1/6 part ontving vanwege Arent Frederik Waterbeek en Jannetje Top. Arent Waterbeek en zijn vrouw Jannetje Top komen een aantal keren voor in de vrijwillige rechtspraak in Elburg en Doornspijk. Eentje daarvan is in 1706:
Folio 270
Compareerde Stijntje
Lamberts wed. Bolts geass. met Evert Henriksen en Aalt Top als gevolm. van
Bartold Harmensen van der Heeghe en Batje Top echtel. volgens acte te Deventer
gepasseert en mede voor Arent Frederiks Waterbeek en Jannetje Top echtel.
erfgenamen van Henrik Top en Hannesje Driesen echtel verkopen voor f 700,- aan
Aert Heimonsen en Fennetje Driesen echtel. 7/8 parten in een huis en hof neffens
6 gresen land alwaar noordw Heimen Petersen, oostw Jacob Gerritsen en zuid en
westw Wijne Gerrits gelandet is get 30 maart 1706
Ik lees hieruit, dat na de dood van Henrik Top en Hannesje Driesen (zij stierven kort na elkaar in 1704) een paar van hun erfgenamen 7/8 deel van een huis, hof en land verkochten aan het echtpaar Aert Heimonsen en Fennetje Driesen. Op de website van Louk Lapikás is een goed verhaal te lezen over de familie Top. Daar noemt hij Gerrit Top, die in twee huwelijken kinderen kreeg. Henrik Top X Hannisje Driesen stamde uit het 1ste huwelijk vanwege zijn vader Aalt Gerrits Top, die de oudste zoon was van Gerrit Top. Henrik Top was dus diens kleinzoon.
Uit het tweede huwelijk van Gerrit Top (met Betje Coops) werden een aantal kinderen geboren: Albert, Grietje, Peter, Jannechien en Bettien Top. In 1706 waren de eerste drie overleden, maar Betje Top, getrouwd met Bartold Hermsen in 1666, leefde nog en wordt hier dus genoemd als één der erfgenamen, en zij wordt gerepresenteerd door Aalt Top. Ook Jannetje Top met haar man Arent Frederik Waterbeek zijn erfgenamen, en ik vermoed dat zij de zuster was van Bettien Top. Zij waren dus tante (van halve bedde) van de overleden Henrik Top.
Jannechien en Bettien Top en hun echtgenoten verkopen kort na elkaar in mei 1671 land, allebei aan Jan Woltersen, hoedemaker:
Arent Frederiks van Zwolle voor hem zelf en zijn
vrouw Jannetje Top verkopen aan Jan Woltersen hoedemaker en
Stiene Beerts echtel. een schepel land in de stadsvrijheid voor een zekere som
geld hun betaald
Get. 5 mei 1671 coram Feith junior et Hegeman
Bartoldt Harms van Deventer en Betje Coops
echtel. verkopen aan Jan Woltersen hoedemaker en Stiene Beerts echtel. een
schepel gezaai voor de Goorpoort zijnde de wederhelft van een schepel hun
toekomende, nader omschreven, en aan de Stadsweg gelegen
Actum 8 mei 1671
coram Feith junior et Hegeman
Er staat hierboven vermoedelijk een
transcriptiefout, waarin Betje Coops vervangen moet worden door Betje Tops.
Betje Top trouwde in 1666 met Bartold Harmsen, en ook onderstaand stuk, later in
1671 noemt dit echtpaar:
Op 15-12-1671 verkopen
Bartoldt Harms van Deventer en Betje Top echtel.
vermogens procuratie der stad Deventer 11 dec 1671 gepasseert met macht om
transport en sessie te doen 8 voedergrondsen, nader omschreven. aan Henrik
Lambertsen en Aaltje Dircks echtel. Get 15 dec 1671 coram Feith et Wolfsen
In 1675 zien we beide zusters Jannetje en Betje Top genoemd worden in
Doornspijk, met hun broer Aelt Gerrits Top.
Oosterwolde
De geregte helfte van een erf en
goet in Oosterwolde met de hoge en lege landerijen daertoe behorende, toestendig
Aelt Gerrirsen Top en de andere helfte desselfs susters
Betje en Jannetjen, modo ( nu ) Henderick Jansen te Elburg
Anno 1660 den 12 april voor Aelt Gerrits sijn helfte beswaert met een rente van
37 gulden ter losse van 700 gulden ten behoeve van Roelof Hegeman en Josina
Greve echtel. 22 sept 1675
Nog enkele stukken uit het streekarchief NW Veluwe:
Samenvattingen klad-protocollen van vrijwillige rechtspraak, Elburg 1646-1674Arent Frederiks van Zwolle voor hem zelf en zijn
vrouw Jannetje Top verkopen aan Jan Woltersen hoedemaker en
Stiene Beerts echtel. een schepel land in de stadsvrijheid voor een zekere
som geld hun betaald
Get. 5 mei 1671 coram Feith junior et Hegeman
Bartoldt Harms van Deventer en Betje Coops
echtel. verkopen aan Jan Woltersen hoedemaker en Stiene Beerts echtel.
een schepel gezaai voor de Goorpoort zijnde de wederhelft van een schepel hun
toekomende, nader omschreven, en aan de Stadsweg gelegen
Actum 8 mei 1671
coram Feith junior et Hegeman
Er staat hierboven vermoedelijk een transcriptiefoutje. Betje Top trouwde in 1666 met Bartold Harmsen, en ook onderstaand stuk, later in 1671 noemt dit echtpaar:
Op 15-12-1671 verkopen Bartoldt Harms van Deventer en Betje Top echtel. vermogens procuratie der stad Deventer 11 dec 1671 gepasseert met macht om transport en sessie te doen 8 voedergrondsen, nader omschreven. aan Henrik Lambertsen en Aaltje Dircks echtel. Get 15 dec 1671 coram Feith et Wolfsen
Uittreksels protocol van
bezwaar ORA Doornspijk 1675-1733
H. Fikse, 1994
Oosterwolde
De geregte helfte van
een erf en goet in Oosterwolde met de hoge en lege landerijen daertoe behorende,
toestendig Aelt Gerrirsen Top en de andere helfte desselfs susters
Betje en Jannetjen, modo ( nu ) Henderick
Jansen te Elburg
Anno 1660 den 12
april voor Aelt Gerrits sijn helfte beswaert met een rente van
37 gulden ter losse van 700 gulden ten behoeve van Roelof Hegeman en Josina
Greve echtel. 22 sept 1675
Zie voor Top ook de website van Louk Lakidás (http://www.nikhef.nl/~louk/LKW/generation13.html), van wiens gegevens ik ook gebruik heb gemaakt.
Slichers
Ook met betrekking tot Hendrika Slichers is er progressie. Maar
er was ook enig verwarring, toen ik een huwelijk vond in Coevorden van een Harm
Notiing (geb. in Coevorden in 1775) met Hendrika Slijk, maar de naamsgelijkenis
berust louter op toeval...
In Amsterdam werd op 16 februari 1720 gedoopt Hendrika Slicher, dochter van
Johannes Slicher (voluit Johannes Godefridus Slicher) en Hendrika (ook Hendrina)
Dolmaker, terwijl hetzelfde echtpaar op 12 juli 1716 een zoon Michiel dopen. Bij
de doop van Hendrina waren als doopgetuigen aanwezig: Pieter Slicher en Angenis
Slicher, bij de doop van Michiel in 1716 getuigden opnieuw Pieter Sligher, nu
met Hester Boesen. Een huwelijk tussen Johannes Slicher en Hendrika Dolmaker
vond ik niet in Amsterdam. Dat huwelijk bleek gesloten te zijn in 1702 in
Arnhem, waar dan ook nog 1 maand na het huwelijk een zoon Godefridus (zie
onderstaande afbeelding) werd gedoopt, zonder vermelding van doopgetuigen. Het
huwelijk staat aldus ingeschreven in Arnhem:
25 nov 1702 Jan Sliccher, geboortig van Gulik (bij de ondertrouw stond Julich), schrijver van de compagnie van capt. Van Alensdorf onder het regiment van Baron de Waes met Hendrina Dollemakers, wonende alhier.
We zien dat ook Johannes Slicher dus een militaire functie vervulde. Tussen de doop in Arnhem in 1702 en die in Amsterdam in 1716 en 1720 zullen ongetwijfeld nog andere kinderen zijn geboren, maar mij is vooralsnog niet meer bekend.
In Arnhem trouwden 17 december 1712 Petrus Slicher met Clara de Voogt. Uit dat huwelijk werd in Arnhem 4 oktober 1714 geboren Jan Giljam Slicher:
En dan dienen we niet te vergeten, dat bij de dopen in
Amsterdam twee keer Pieter Slicher getuigde... Hij was vermoedelijk verwant met
Johannes Godefridus Slicher, mogelijk waren zij broers. Het zou kunnen, dat
Pieter Slicher, die als getuige optreedt, degene was, die getrouwd was met
Femmetje Tommes (de Brouyn).
Het is nog zinvol even terug te haken naar Jan Giljam Slicher,
die in 1714 werd gedoopt als zoon van Petrus Slicher X Clara de Voogt, want aan
hem besteedde D.G. van Epen een aardig stukje in de Wapenheraut 1901 vanaf
blz. 36:
Jan Guiliam Slicher
Generaal-Majoor,
ZIJN VOOROUDERS EN NAZATEN,
DOOR
D. G. VAN EPEN.
- - - -
Het zal wellicht bevreemding wekken, dat in de door mij opgestelde genealogie
Slicher, opgenomen in Adelarchief, Ao. 1900, de bovengemelde Jan Guiliam Slicher
niet wordt aangetroffen. Langen tijd meende men algemeen dat hij wel tot het
door mij behandelde geslacht behoorde, en ook ik zelf was die meening toegedaan.
Meer nog, ik heb een oogenblik gedacht, dat ik zijn plaats in die geslachtslijst
kon aanwijzen, namelijk als zoon van Jan Jacob Slicher en Gilliana Wilhelmina
Hilgers. De voornaam van deze laatste bracht mij op het dwaalspoor, want
meermalen vond ik in plaats van, "Guiliam", "Gillian".
Daar ik later het geboortejaar van J. G. Slicher vond, zag ik, dat hij
onmogelijk een broeder van Jan Jacob Slicher Jr. kon zijn. Daar het wapen door
J. G. Slicher gevoerd in hoofdzaak overeenkomt met het bekende Slicherwapen
zette ik mijn onderzoekingen voort en was ten slotte zoo gelukkig bij een lid
van de familie een stuk te ontdekken, dat licht over Jan Guiliam deed opgaan.
Ik vond namelijk een door hem zelf geschreven brief, gedateerd uit Maastricht
van 10 October 1775 en gericht aan Mr. Raymond Slicher te ‘s-Gravenhage. Deze
brief, geheel van genealogischen aard, volgt hier.
WelEdel Gestrenge Heer !
Bij mijn retour uyt Gelderland vinde mij vereert
met UwEdgestr. missive, waarop alleen kan antwoorden
dat ik ongeveer Twaalf Jaeren oud zijnde
mijn Vader hebbe verloren en ik daarop naer school
en verder in dienst geraekt zijnde geene papieren
de familie rakende, hebbe gevonden welke indien
er geweest zijn, onder mijnen halven broeder zijn
blijven berustende of over stuur geraekt. Alleen
staat mij nog voor dat wijle mijn Vader wel heb
horen zeggen, dat met eenen Raatsheer Slicher
nog kommunicatie hielt, dewelke asparent De overgrootvader
van UwEd. is geweest. Dit schijnt
mij het naaste bewijs Dat de Eere hebbe aan
UwEdGestr. geparenteert te wezen, want wete niet
verder op te klimmen als tot mijn Grootvader welke
is geweest Egidius Slicher van Berntshammer
tot Stolberg bij Aeken en jong getrouwt
met Elisabeth Kraey uit Gulick, met wien de
negotie daar aan gevende, naar Holland is gegaan
en van de vrienden een vaendel heeft bekomen, en
is als luitenant in de batalje bij Senef gebleven,
agterlatende onder andre mijnen Vader Peter
Slicher, die getrouwt is geweest met Clara De
Voogt, van wiens kant wij aan de Kinschotten geparenteert
vinde, dat mij uyt De aantekeningen en
huwelijk contracte zeer duydelijk blijkt. UwEd.
zal het onderschijd in ‘t wapen vinden, dat het
middelste Hoefijzer gerenverseert staat, maar ook
op een goud velt en den Balk Koot, hoewel het
op het cachet mis staat gemarkeert, doch sie het
dus op een schilderij. Ik twijfel of dit UwEdgestr.
eenig behulp in UwEd. voornemen zal kunnen geven,
maar ben voornemens den aanstaande somer
de Vrinden tot Stolberg eens te gaan besoeken,
waar ik dit jaar door andere bezigheden verhindert
ben geworden. Indien ik bij haar Ed. meer ligt
kan vinden, zal het met veel plaisier UwEdgestr.
communiceeren;
Dat UwEdGestr. Heer Vader, schoon van eenen
Slicher geadverteert ware geweest, niet zeer gezogt
heeft kennisse te maken, komt mij niet vreemd voor,
wijl het in den jare 1750 is geweest, doen mij ten
huyse van zijn Weled. gemelt hebbe, en den Haag
in dien tijd geinnundeert ware met allerley tongen
en natien, die sig onder allerly pretexten sogten
intedringen. Ondertusschen is het mij aangenaam
dat dit occasie heeft gemaakt ten minsten de Eere
te hebben UwEdgestr. bekent te worden. Waarmede
naar verzekering van mijn Hoogagtinge aan
UwEd. Mijn Heer UwEd. Vader en verdere aanwezende,
de Eere hebbe mij met diep respect te
noemen
Wel Edele Gestrenge Heer.
UwEd. onderdanige gehoorzame Dienaar
(get.) J : G: SLICHER.
Maestricht 10 Oct. 1775.
Leerde mij het bovenstaande de ouders en grootouders kennen van den generaal-majoor, ik vermocht hem nog niet zijn plaats te geven in de genealogie der Akensche familie Schleicher. De heer Herm. F. Macco te Aken was zoo welwillend mij nog een schrede verder te helpen door de mededeeling dat Egidius Schleicher (de grootvader van J. G.) een zoon was van Isaac Schleicher en Catharina von Asten, welk echtpaar te vinden is in de door Macco samengestelde genealogie Schleicher. Hieronder geef ik thans de voorzaten en nakomelingen van Jan Guiliam Slicher; het kan hem die later de volledige genealogie S. wil opmaken van dienst zijn, want hoewel het verband tusschen de thans in Nederland bloeiende familie Slicher en het in Aken en omgeving levende geslacht Schleicher nog niet is gevonden, zal door niemand in twijfel worden getrokken, dat beide een gemeenschappelijken stamvader hebben.
1. Leonard Schleicher, (stamvader van het Akensche geslacht) was gehuwd en liet
na :
11. Leonard Schleicher, eigenaar der Bernardshammer (een kopergieterij te
Stolberg bij Aken).
Hij huwde Catharina Ibrahamsdochter Schleicher, die hem schonk :
111. Isaac Schleicher, geboren in 1605.
Uit zijn op 20 September 1637 gesloten huwelijk met Catharina von Asten sproot:
IV. Egidius Schleicher, geboren in November 1639.
Van dezen lazen wij in den brief hiervoor, dat hij de negotie daar aangevende
naar
Holland is gegaan als luitenant en van de vrienden een vaandel heeft bekomen.
Hij sneuvelde in den slag
bij Senef 11 Augustus 1674. Hij moet bij zijne echtgenoote Sibilla Craan (of
Kran) meerdere
kinderen hebben verwekt, waarvan ons slechts bekend zijn :
1e. Catharina Barbara, geboren 18 December 1661.
2e. Magdalena, geboren in Juli 1663.
3e. Peter, die volgt V.
V. Peter Schleicher (later Pieter Slicher).
Hij betrad evenals zijn vader de militaire loopbaan, want wij vonden, dat hij op
29 Maart 1713 commissie ontving als capitein in het regiment
te voet van den brigadier De Clyn, en opnieuw commissie als capitein in de
compagnie van Adam Caldenbach in het regiment van den Colonel
Derk van Haersolte op 2g April 1715 (3). Hij overleed toen zijn zoon Jan Guiliam
ongeveer 12 jaar oud was (4). Daar deze nu, zooals later zal
blijken, in 1714 is geboren, zo moet Peter omstreeks 1726 zijn overleden. Hij is
tweemalen gehuwd geweest (4), de naam van zijn eerste vrouw
bleef mij onbekend; er sproot een zoon uit dit huwelijk, want J. G. Slicher
spreekt van zijn halfbroer.
Het tijdstip van zijn 2e huwelijk met Clara de Voogt is slechts bij benadering
te bepalen.
Clara de Voogt is namelijk in eersten echt gehuwd geweest met Johan Piper,
luitenant-kolonel, die
in ‘t laatst van 1705 in Portugal overleed. Clara kan dus niet hertrouwd zijn
voor ‘t einde van 1706
en vóór 1714, in welk jaar zij haar tweeden man een zoon baarde *), t. w. :
VI. Jan Guiliam Slicher, geboren in October 1714, zijnde hij
bij zijn overlijden in Juni 1799,
84 jaar en 8 maanden oud. Naar het voorbeeld van zijn vader en grootvader trad
hij in dienst.
Een onderzoek op ‘t Rijksarchief deed mij kennen dat hij op 30 April 1755
commissie ontving als
kapitein in het bataillon Oranje-Gelderland, op 4 Juni 1766 als majoor, op 10
October 1766 als grootmajoor
der infanterie. In het commissieboek titulair vond ik nog:
comm. op 20 Augustus 1749 als capitein-commandeur der lijfcompagnie van
Oranje-Gelderland.
op 27 Maart 1772 als luit-colonel bij het eerste bataillon van Z. H. regiment
Oranje-Gelderland.
op 23 Februari als colonel bij de infanterie van den staat.
In 1796 werd hij gepensioneerd op een tractement van f 1200.
Hij overleed te Doesburg 2 Juni 1799 en werd aldaar begraven op 6 Juni d.a.v.
Hij huwde te Drempt op 16 Januari 1748 Hermina Arnolda Bacquier (of de Bacquer),
geboren
1726, begraven te Doesburg 25 April 1789, dochter van N. N. [de] B., J. U. D. te
Doesburg.
Hunnen echt werd slechts gezegend met 7 dochters, zoodat dezen tak der familie
Slicher is uitgestorven.
De dochters zijn:
1e. Clara Catharina , gedoopt te Doesburg 26 Februari 1749, vermoedelijk jong
overleden.
2e. Gerharda Anna, gedoopt te Doesburg 30 September 1750, huwde aldaar 18 Juli
1800 Lambert
Arnold[us] Willinck, geboren te Amsterdam 27 September 1739. richter te Hengelo
(G.),
overleden te Hengelo ( G) 30 November 1825, zoon van Kaspar Dirk en diens tweede
echtgenoote
Maria van Heerden, en weduwnaar van Maria van Foreest.
3e. Theodora Petronella, gedoopt te Doornik 16 Juli 1752, leefde in 1763 nog te
Doesburg.
4e. Anthonia Arnolda, gedoopt te Doesburg 3 Maart 1754, overleden vóór 1762.
5e. Johanna Louyza, gedoopt te Doesburg 11 Januari 1756. Zij huwde 1e. te
Maastricht, (afgekondigd
te Doesburg 27 Augustus, attest te Doesburg afgegeven naar Maastricht 13
September 1790)
Jacobus Uurbanus Westenberg en 2e. Thomas Wi1lem Lankester,
onderluitenant-titulair
in de compagnie van den kapitein Lombach, onder het corps artilleristen van den
colonel du Pont
(29 November 1787), onder-luitenant-effectief (14 Augustus 1788), kapitein 1e
bat., 1e comp. in garnizoen
te Breda (10 Augustus 1795).
6e. Stephana Alida, geboren te Doesburg 30 April 1758, overleden op den huize
Engbergen bij
Gendringen 15 April 1823. Zij huwde te Drempt 3 Juli 1777 Jonkheer Johannes
Gerardus van
Spengler, geboren te Tholen 15 April 1748, adjudant van het 2e bat. van het reg.
van den luit:.
generaal v. Randwijck (g Juli 1766), kapitein bij het 2e bat. alsvoren (23
Januari 1772), kapitein-commandant
van de comp. grenadiers van den colonelcommandant Schimmelpenninck v. d. Oye
onder
het 2e bat. van het reg. van den luitenant-generaal v. Randwijck (28 September
1780), kapitein
eener compagnie onder het tweede bataillon alsvoren (4 October 178 1), majoor
bij het 1e bat.
van het regiment infanterie alsvoren (16 Mei 1787), generaal-majoor der
infanterie. Bij Kon. Besluit
van 20 Februari 1816 no. 66 werd hij in den Nederlandschen Adel verheven met het
praedicaat van
Jonkheer overgaande op al zijn wettige afstammelingen.
Hij overleed op den huize Engbergen 18 Augustus 1829, was zoon van Johan Carel
en
Susanna Wilhelmina Alberta de Vulder, en weduwnaar van Helena van Rappard.
7e. Antonia Arnolda, gedoopt te Doesburg 26 September 1762, huwde te Doesburg 15
Juli
1785 Josias Elion de Villeneuve, geboren 5 October 1759, overleden te Breda,
zoon van Daniel
Meindert en Françoise Sprongh.
*) Wat van Epen hier zegt, klopt niet met de realiteit. In het Rijksarchief te Arnhem ligt overduidelijk een trouwinschrijving op 17 december 1712 tussen Pieter Slicher en Clara de Voogt, met een attest uit Velp. (RBS 136 fol. 64), terwijl Johannes Godefridus Slicher en Hendrica Dolmaker op 25 november 1702 trouwden in Arnhem. Vermoedelijk is de overlijdensdatum, die Van Epen noemt voor Johan Piper niet juist.
Grappig is nog, dat Van Epen over Johannes Godefridus Slicher (die afkomstig is uit Gulik!) vraagt:
Personen van den naam SLICHER waarover ondergeteekende gaarne
meerdere inlichtingen
zou ontvangen.
Johan Godfried Sligher, deurwaarder of exploiteur
en cantoirboode van de stad Grave en lande van Cuik (21 Maart 1721)
Wapen Schleicher
Jan Slicher. Schepen van ‘s-Gravenhage voerde als wapen een schild met een dwarsbalk, vergezeld van drie hoefijzers, naast elkaar in het schildhoofd en een molenijzer in den schildvoet. Het schild gedekt door een kroon van drie bladeren en tussen iedere 2 bladeren een punt waarop 3 paarlen.
Notten.
In deze familie wordt een wapen gevoerd,
dat ik slechts in lakafdruk zonder kleuraanduiding bezit,
doch dat nagenoeg gelijk is aan dat der familie Slicher;
zijn de hoefijzers bij het laatste wapen in het schildhoofd
alle drie met de kalkoenen naar beneden
geplaatst, bij dat in de familie Notten gebruikt,
is het middelste hoefijzer met de kalkoenen naar
boven geplaatst; overigens alles, ook het helmteeken
hetzelfde. Aangezien er een alliantie Notten-Slicher
bestaan heeft, voert de familie Notten blijkbaar
onwetend het wapen van de familie Slicher.
Gaarne zou ik vernemen, hoe het juiste wapen der
familie Notten is. Het is niet onwaarschijnlijk, dat
Notten en Van Notten tot eenzelfde geslacht behooren; er
bestaat o.a. een merkwaardige gelijkenis tusschen een der
leden van de familie Notten met verscheidene leden van het
geslacht Van Notten.
Wie kan hierover inlichtingen verschaffen?
J . P . ENKLAAR.
(Uit: Navorscher 1910 pag. 78)
Uit de beschrijving van het wapen van Jan Slicher (rond 1770) blijkt niets van een middelste hoefijzer, dat tegengesteld geplaats zou zijn. Mogelijk gebruikte Jan Slicher een variant op het oorspronkelijke Schleicher wapen. Het bericht van J.P. Enklaar is daarom wat vreemd. Dat de familie Notten ook het wapen met de hoefijzers voerde, is vermoedelijk bewust gedaan. Zij zullen dat wapen direct ontleend hebben aan hun maternele voorouders Slicher. Het wapen dat J.P. Enklaar beschrijft als het wapen van de familie Slicher is het wapen zoals dat beschreven wordt van Jan Slicher n.l. met drie hoefijzers, die allemaal hetzelfde zijn georiënteerd, maar dat daarmee dus afweek van het 'juiste' wapen van de familie Schleicher.
Dolmacker-Bolaert-Francken van der Linden
Henderica Slicher werd dus geboren in 1720 in Amsterdam. Haar ouders Joannes Slicher en Henderica Dolmaker trouwden in Arnhem op 25 november 1702. Als huwelijksgetuige wordt genoemd Hendrik Haslidt.
Van het echtpaar Joannes Godefridus Slicher X Henderica
Dolmaker zijn mij drie kinderen bekend:
1. Godefridus geboren in 1702 in Arnhem
2. Michiel in 1716 te Amsterdam
3. Henderica in 1720 te Amsterdam
Van Joannes Slicher is dus verder niet iets bekend, zelfs geen kleine hint over zijn leeftijd, maar Henderica Dolmaker is afkomstig uit Arnhem. Daar werd zij geboren op 5 februari 1680 als eerste kind van Michiel Dolmaker en Hester Bollaert of Boelaert. Twee andere dochters werden in Arnhem geboren in 1682 en 1684. Beiden kregen de naam Wendelina. Dat Henderica de eerstgeborene was ligt voor de hand want haar ouders gingen in 1679 in ondertrouw. Hun huwelijk werd ingeschreven zowel in Arnhem als in Brummen (woonplaats van de bruid):
Met attest 24 mei 1679, mogelijk Brummen:
Michiel Dolmaeker j.m. van Arnhem X Hester Bolaerts, j.d. van Arnhem, wonend te
Brummen.
Getuigen: Michiel Francken en Sara Scherpinghs
Huwelijksboek Arnhem RBS 133 fo. 118
Huwelijksboek Brummen
25 mei 1679 Michiel Dolmaker j.m. van Arnhem en Hester Bolaerts j.d. van
Arnhem (ds.Stratenius) wonende alhier, filia Sarae op Engelenburg, getrouwd 22
juni 1679
Over Hester Bolaerts wordt gezegd, dat zij
'j.d. van Arnhem, wonend te Brummen' was. In de klappers van Arnhem kwam ik haar
niet tegen. Dat blijkt weer zo'n aardige notitiei, die slechts aangeeft, dat zij
afkomstig was uit Arnhem, maar dat betekent niet noodzakelijk, dat zij daar dan
ook geboren is. In elk geval zegt de
trouwacte te Brummen, dat haar moeder zou zijn Sara op Engelenburg (de
Engelenburg is het kasteel bij Brummen, dat in 1620 nog in handen was van de
familie van Schimmelpenninck). De getuigen in de Arnhemse huwelijksaankondiging
kan ik enigszins duiden: Michiel Dolmakers moeder heette Susanna Francken van
der Linden, dus de getuige Michiel Francken zal haar broer of vader kunnen zijn.
Sara Scherpingh zou dan een getuige kunnen zijn voor Hester Bolaerts. Mijn voor
de hand liggende vraag was daarom, of zij misschien identiek kan zijn aan 'Sara
op Engelenburg'.
Ik ben daarom eens naar het CBG in Den Haag gegaan, en heb het
dossier Scherpingh opgezocht (een oude Scandinavische familie). Tot mijn stomme
verbazing trof ik daarin aan een huwelijk van Rachel Dorete Amilia Scherpingh
met Lodewijk Adonias Dollemaker. Dat huwelijk zal gesloten zijn omstreeks
1620-1625. Nadere gegevens stonden er helaas niet in.
Rachel Dorete Amilia Scherpingh was een dochter van Egbert Carolus Josephus
Scherpingh, getrouwd met Sara Johanna Amilia Walrave Schenck. Dat
echtpaar trouwde in 1594, vermoedelijk in Ede en kreeg daar 6 kinderen:
1. Daniël Scherpingh, geboren 10 feb 1595 X Johanna van den
Burgh
2. Sara Rebecka Scherpingh, geboren 15 mei 1597, + ca 1665 op Slangenburg
3. Egbert Carel Joseph Scherpingh, geboren 21 jan. 1600 X Maria Munten
4. Rachel Doreta Amilia Scherpingh, geboren 28 maart 1603 x Lodewijk Adonias
Dollemaker
5. Carolus Filipus Scherpingh, geboren op 6 juli 1606 X Jacoba van Aart
6. Josephus Scherpingh, geboren op 16 juni 1611 trouwde 3 keer
Terugkerend naar Michiel Dolmaker en Hester Bolaerts. Hester Bolaerts is vermoedelijk toch in Brummen geboren, want in de boeken van Brummen komt een kleine vermelding voor in het jaar 1661:
Het ligt voor de hand om deze doop te beschouwen als de doop van Hester Bolaerts. Het is de enige doop van dit echtpaar (?) in Brummen, voor zover bekend, want de doopgegevens beginnen pas in 1652. Ook in het trouwboek is geen vermelding te vinden, maar ook daar geldt diezelfde beperking, want ook dat trouwboek begint in 1652. Maar de aanduiding ook hier van Sara op ten Engelenburg, kan bijna niet over iemand anders gaan. Dit alles betekent overigens wel, dat moeder Sara in elk geval vanaf 1661-1679 op de Engelenburg heeft geleefd.
Er rest niets anders om toch eens te gaan zoeken in de archieven van het Huis Engelenburg dan wel het archief Schimmelpenninck, of daarin nog iets meer gevonden kan worden over deze Sara.
Michiel Dolmaker werd in Arnhem geboren op 11 jan. 1657. Zijn ouders waren Lambertus Dolmacker en Susanna Francken van der Linden. Dat echtpaar trouwde in 1656. Michiel was dus de eerstgeborene. Het huwelijk werd ingeschreven zowel in Arnhem als in Dinslaken. De ondertrouw in Arnhem was op 5 jan. 1656 in de Ned. Herv. Kerk, en het huwelijk werd gesloten op 23 jan. 1656 aldaar. In Dinslaken werd het huwelijk gesloten op 6 februari 1656 in de Evagelische Kerk. Deze gegevens moet ik nog controleren in de parochieboeken, omdat daarin misschien nog extra gegevens staan. Op grond van deze gegevens is Lambertus Dolmacker geboren rond 1630. Gezien de vernoemingen zou zijn vader misschien Johannes Dolmaker kunnen zijn. In Wesel leefde rond 1645 zowel Johan Dolmaker als Hendrik Dolmaker. De eerste was gerechtsbode in Wesel, de andere wordt burger genoemd:
(Protokollbuch des Gerichts Spellen 1620-1653)
Tussen 1639 en 1653 wordt genoemd de gerechtsbode Johan Dolmacher.
Dohlmacher (Dollmacher), Johan Gerichtsbote fo. 126l,fo. 137l,fo. 196r
folio 154r omstreeks oktober 1648
Burgen,
Henrich Dollmacher und Willem Bör Burger zu Weßell, qui stipulata manu
solutionem promiserunt, damit der Verkeuffer friedigh geweßen.
Het allerlaatste gegeven, dat ik nog heb, is het huwelijk op 16 december 1627 te Arnhem van Michiel Francken van der Linden met Catharina Steneken, waarbij zij weduwe wordt genoemd van Jan Biesen. Vermoedelijk is Michiel Francken van der Linden de vader van Susanna Francken van der Linden. Onduidelijk is een beetje de naam 'Francken van der Linden'. In Arnhem vond ik wel een stel dopen op de achternaam Francken, maar geen Susanna. Ook op de achternaam 'van der Linden' vond ik geen dopen in Arnhem, maar dat kan heel goed komen, omdat ik door tijdgebrek niet erg zorgvuldig heb kunnen zoeken.
Omdat Lambertus Dolmacker's huwelijk ingeschreven wordt in
Arnhem en Dinslaken, zal één van beiden afkomstig zijn uit Dinslaken. In elk
geval vond ik wel gegevens van een huwelijk in Dinslaken tussen Jan Dolmacker en
Trintgen Kempgens op 25 juni 1662. Lambertus Dolmacker was boekhouder van het
Timmermansgilde in Arnhem.