Familie Marchant
De familie Marchant komt in mijn kwartierstaat voor door het huwelijk van Geertruida Joanna Elisabeth Marchant in 1858 met Jan Blancke. Dit huwelijk werd gesloten in Coevorden, waar het gezin van Gijsbertus Frederikus Marchant en Arnoldina Notten terecht gekomen waren, vanuit Groningen. Ook dit echtpaar had een militaire achtergrond: Gijsbertus Marchant was 1ste Luitenant van het 8ste Infanterie Bataljon in Groningen. Hij trouwde twee keer, eerst omstreeks 1800 met Mechelina Margaretha Cunegunda Hendrika Van As, dochter van Pieter Johan van As en Everharda Sophia Wunder. De moeder van Mechelina van As was een zuster van de moeder van Gijsbert Marchant, dus dit was een huwelijk tussen zuster-kinderen. Mechelina van As overleed op 13 juni 1817 in Gendringen, en het jaar daarop trouwde Gijsbert Marchant met Arnoldina Notten op 20 november 1818 in Coevorden.
Het is toch wel licht ironisch, dat Jan Blancke als zoon van een deserteur uit het leger dat in 1813 op het punt stond de strijd aan te binden tegen de legers van Napoléon Bonaparte, een dochter trouwde van een militair. Jan Blancke zelf was smid in Coevorden, waar hij in 1822 werd geboren. Misschien deed hij wel werkzaamheden in het garnizoen bij Coevorden, en heeft hij zo zijn toekomstige vrouw ontmoet. Ongelooflijk jammer is het, dat een tweetal portretschilderijen met de beeltenissen van vermoedelijk Gijsbertus Marchant en Arnoldina Notten, en die jarenlang in de woonkamer mijn grootvader hingen, volledig in het niets zijn verdwenen. Noch mijn oom noch mijn vader konden mij zeggen, waar die schilderijen gebleven zijn. In elk geval was de afbeelding van de man een officier uit het leger, gekleed in een rood uniform, dat belegd was met gouden epauletten. Ook de knopen waren goudkleurig. Arnoldina was de dochter van Jan Andries Notten, bij zijn eerste huwelijk met Pieternella Dunn in 1779 was hij korporaal, in 1789 was hij sergeant, en later is hij bevorderd kapitein, Ik ken alleen kinderen uit zijn tweede huwelijk in 1784 met Arnoldina van Alema. Volgens zijn overlijdensgegevens was Jan Andries Notten de zoon van Joannes Notten en Henderika Sleggers of Slichers. Van Arnoldina van Alema zijn mij geen ouders bekend ondanks intensief speurwerk. Een broer van Arnoldina Notten was Diederik Theodorus Notten, die een tamelijk veelzijdige carrière maakte. Zo was hij o.a. 1ste luitenant, ontvanger der rijksbelastingen, burgemeester en hij schreef diverse liederen. Hij werd uiteindelijk ook benoemd tot Ridder van de Nederlandse Leeuw.
Gijsbertus Fredericus Marchant was de zoon van Philippus Jacobus Marchant en Catharina Mechteld Wunder, als jongste kind geboren in Halsteren bij Bergen Op Zoom in 1779. Bij zijn huwelijk in 1771 was Philippus Jacobus Marchant Luijtenant onder het tweede battaljon van den Luijtenant Generaal Onderwater, en majoor van het fort Pinsen. Het huwelijk vond plaats op de Toutenburg (een hoeve) waar de bruid woonde in Ooy bij Oud-Zevenaar, zoals Peter Fontijn mij meldde. Die verschafte mij ook een afbeelding van deze hoeve.
Catharina Mechteld Wunder was een dochter van
Hendricus Wunder en Cunegunda Helena Verhuell (dochter van Everhard Verhuell en
Christina Sophia Sels) en stamde uit een familie, die sociale
verknopingen had met allerlei patricische families. Haar jongere broer was
Quirijn Maurits Verhuell getrouwd met Judith Elsabeen Anna Van Rouwenoort,
terwijl haar moeder een zuster was van Maurits Sels, die in het huwelijk trad
met Everdina Maria Van Loeben, waaruit het geslacht Van Lo(e)ben Sels voortkwam.
Haar vader Hendricus Wunder was de zoon van de bekende Zevenaarse rechter
Michael Henrich Wunder X Margaretha Jhew (x 1675 in Kleve).
Schema
Hendrik Wunder X Cunegunda Verhuell
|...........................................|
Philippus Marchant X (1771) Catharina Wunder
Everharda Sophia Wunder X (1766) Peter Johan van As
|
|
Arnoldina Notten X (1818) Gijsbert Marchant XX (1805) Mechelina van
As X (1788) Jan Willem Buschman
Ph. Jac. Marchant en Peter Joh. van As
waren elkaars zwagers sinds 1771, en hun resp. zoon en dochter trouwden in 1805.
Voor dat huwelijk zal toch dispensatie nodig zijn geweest, want beiden hadden
dezelfde grootouders. Maar er was in 1805 in Gendringen nog geen moderne
Burgerlijke Stand. In het Trouwboek van de N.H. kerk te Gendringen staat:
17 November 1805.
Gijsbertus Frederikus Marchand en Mechelina Margaretha Cunegunda Henderica van
As. Weduwe van den Heere Capitein Buschman. beide alhier
Philippus Jacobus Marchant werd geboren in Venlo op 11 november 1728 als zoon van Johan Marchant en Christina (Van) Teckelenburg. Dit echtpaar heeft mij veel hoofdbrekens bezorgd. Hele speurtochten en de hulp van velen waren niet genoeg om huwelijkse gegevens te vinden van dit echtpaar, totdat onlangs het stadsarchief van Breda zijn gedigitaliseerde gegevens openbaarde. Daar vond ik dat in 1725 Jean Marchant trouwde met Christina Van Teclenbourg. Bovendien waren beiden weduwnaar en weduwe. Van hem wist ik dat al, van haar nog niet.
De speurtocht naar Johan Marchant
Al geruime tijd had ik gegevens van een huwelijk en kinderen van Johan Marchant en Jacolina Geertruij Ardesch. Dat huwelijk werd gesloten in 1717 in Arnhem. Aan de Academie van Harderwijk studeerde een Johan Marchant. Van de heer Karel Chr. Uittien van de vereniging Herderewich ontving ik het volgende:
De letterlijke tekst uit het "Album Promotorum van de
Academie te
Harderwijk", op blz 139 luidt:
"1733 17 martii Johannes Marchand, Harlemo-Batavus, <<m>>, exposuit casum de
pleuritide et Aphor, 49 et 50 sect. 7, disputationemm habuit de catameniorum
fluxu et eorum morbis, promotore De Gorter, assessoribus Pachenstecher et
Struchmeijr"
Vooral de toevoeging Harlemo-Batavus heeft mij lange tijd gepuzzeld, want op het internet had ik gezien dat Johan Marchant een zoon zou zijn van Abraham Marchand X Marijtje Nieuwlandt, in 1692 gehuwd in Naaldwijk. Dit echtpaar had inderdaad een zoon Johannes Marchand, geboren in 1697 in Naaldwijk, maar in bovenstaand tekst werd gesproken van Haarlem. In Haarlem vond ik wel een Jan Marchand, zoon van Elias Marchand X Barbara Wijnants, geboren in 1679, en een vermelding van een Johan Marchand, die in 1710 werd ingeschreven aan het Haarlems Gymnasium, dus vermoedelijk geboren rond 1698. Mogelijk gaat het bij bovenstaande tekst inderdaad om deze Johan Marchand, zoon van Elias Marchand. Het is louter toeval dat Johan Marchant, zoon van Philippus Jacobus Marchant en Judith van Aelst, in dezelfde periode gelegerd was in Harderwijk of Ermelo, en ongeveer van gelijke leeftijd was.
Toen vond ik in het archief Noord Holland twee boeiende
documenten:
Akte van volmacht van het stadsbestuur van Harderwijk voor dr. A.P.Ardesch om
als curator van François Marchandt op te treden, 1731 (zie
afbeelding 1,
afbeelding2),
bestaande uit twee bladen
Akte van volmacht van Jacobus Bernardus en Johan Marchant en diens vrouw
Christina Teckelenbergh voor A.P.Ardesch, advocaat, om aan Constantein Tulleken
en zijn vrouw N.Brantsen 3/4 van een obligatie ten laste van de kerk van Heteren
in de Over-Betuwe te transporteren, 1732 (zie
afbeelding3,
afbeelding4,
afbeelding5)
bestaande uit 3 bladen
Ik heb die documenten natuurlijk gekopieerd want zij bevatten interessante informatie. Ten eerste is daar de advocaat Andreas Pilgrom Ardesch, die in beide stukken genoemd wordt. In het Harderwijkse stuk kunnen een aantal belangrijke aanwijzingen gehaald worden:
Op verzoek van Geertruyt Wakkers op 5 sept. 1729 zal haar zoon Andreas Pilgrom Ardesch de zaken waarnemen voor Francois Marchant inzake het overlijden van zijn moeder Judith van Aelst.
Hierboven genoemde Geertuyt Wakkers trouwde op 17 april 1713 in Ermelo met Francois Marchant (*1681), zoon van Philippus Jacobus Marchant en Judith van Aelst. Eerder was zij gehuwd met de vader van Andreas Pilgrom Ardesch. Waarschijnlijk was zij ook de moeder van Jacolijne Ardesch. Andreas Pilgrom Ardesch trouwde overigens op 31 oktober 1732 met Geertruyt Schrassert, terwijl dit document ondertekend was door Johan Schrassert.
In het tweede document worden genoemd Jacobus Bernardus Marchant, luitenant, en Johan Marchant, luitenant met zijn vrouw Christina Teckelenbergh, die volmacht geven aan Andreas Pilgrom Ardesch om 'ten erfelijken behoeve' aan Constantijn Tullekens en zijn vrouw N. Brantzen een deel van een obligatie t.w.v. 1000 guldens te betalen. Deze obligatie was afkomstig uit de erfenis van Joanna Morleth, weduwe van Steven Mom. Daarna wordt in het document nog een vermelding gemaakt over de dood van Abraham Philippus Marchant, broer van de comparanten.
Philippus Jacobus Marchant en
Judith van Aelst kregen dus 4 zonen (en waarschijnlijk waren er niet meer
-levende- kinderen,
want er wordt gesproken over een verdeling in 4 gelijke parten):
Francois (1681), Jacobus Bernardus, Abraham Philippus en Johan (1692) Marchant.
Johan Marchant was gehuwd met Christina (Van) Teckelenburg. Huwelijk werd in Breda gesloten in 1725, maar al in 1723 kregen zij een dochter Joanna en een zoon Philippus Jacobus. Voor zijn huwelijk met Christina Teckelenburg was Johan Marchant gehuwd met Jacolina Geertruyt Ardesch. Zij was waarschijnlijk de zuster (zie ook haar tweede naam Geertruyt, vernoemd naar haar moeder) van Andreas Pilgrom Ardesch en zij overleed vermoedelijk rond 1722. Uit dit eerste huwelijk werden twee dochters geboren in Harderwijk: Philippina Jacoba Marchant (1718) en Eleanora Sophia Marchant (1720). Philippina Jacoba Marchant trouwde Steven Van Cooth, Elenora Sophia Marchant trouwde Derk Avercamp (Haverkamp). Johan Marchant werd Kapitein in het Staatse leger. Wanneer hij precies overleed is mij niet bekend, maar in elk geval voor 4 juli 1771.
Wat nog aanleiding tot vragen geeft, zijn de onderstaande gegevens:
Gegevens Raad van State (RA Den Haag)
Den 2den april 1766 commissie gedepescheerd voor Johannes Marchant tot serg.
major van het fort Pinsen in de Ligne van Bergen op Zoom in plaats van J. Marc
Baud
Bovenstaande afbeelding uit de Blaeu-Atlas
van 1635 geeft een goed beeld van de ligging van de fortificaties rond Bergen op
Zoom, en geeft ook de ligging aan van het legerkamp, waar de garnizoenen in die
tijd onder leiding van Kolonel Pinsen gelegerd waren.
Logischerwijs zou dit slaan op Johan Marchant, maar volgens mijn gegevens werd hij geboren in 1692. Dan zou hij op 74-jarige leeftijd benoemt zijn tot Sergeant Majoor van fort Pinsen, een functie die zijn zoon Philippus Jacobus bij zijn trouwen in 1771 ook vervulde. Mogelijk zijn deze gegevens van de Raad van State onjuist, en ging het bij de benoeming van 1766 al om de zoon van Johan Marchant.
Op 10 augustus 1692 werd te Breda gedoopt Johannes Andreas Marchant, zoon van Philippus Jacobus Marchant en Judith van Aelst. Als getuigen worden vermeld: Joannes Antonis De Castro, Stephanus Van Aelst en Adriana Van Aelst. Van de vader werd gezegd, dat hij Kapitein was bij de Paltsgraaf. Johan Marchant was toegevoegd aan het Regiment van Villegas.
Het regiment van Villegas was in 1724 gelegerd in Breda en in
1728 in Venlo. Gezien de twee geboortes van kinderen in 1724 in Breda en 1728 in
Venlo neem ik aan dat Johan Marchant, die in dit regiment was opgenomen dus ook
in andere
garnizoensplaatsen gelegerd is geweest:
1715 Nijmegen, Zutphen
1716 Arnhem
1719 Ieperen, Veurne
1722 Breda
1725 Heusden
1728 Venlo
1731 Breda
1737 Bergen op Zoom
1744 Sas van Gent
1749 Breda, Hellevoetsluis
1750 Bergen op Zoom
1751 Vere
1752 Doornik
Van Philippus Jacobus Marchant vond ik tot nog toe geen geboortegegevens, noch ouders. Zowel in Amsterdam, Haarlem, Leiden, Rotterdam, Breda, Delft en andere plaatsen leefden families met de naam Marchant of Marchand. Daartussen zitten veelbelovende kandidaat-ouders voor Philippus Jacobus Marchant, maar het wil maar niet lukken om een afdoend antwoord te krijgen. De weinige doopgetuigen die ik heb van kinderen van Marchant X van Aelst geven weinig houvast. Mogelijk is het feit dat zoon Johan Marchant en Christina (van) Tecklenburg Waals Gereformeerd trouwden in Breda een aanwijzing, die zou kunnen betekenen dat het hier gaat om een Hugenoten familie.
Bevorderingen bekrachtigd door de Raad van State (RA Den Haag):
den 15den february 1694 commissie als capitein gedepescheerd voor Philip Jacobus
Marchant in plaets van den lt. Col. ende capitein Pieter Leysen, heeft de plaets
bedient sedert 1 january lestes, gereparteerd op de provintie van Holland in
comm. forma als andere hiervoor. was geparapheerd V. Wichers en den get. S. van
Slingelandt heeft den eed gedaan den 16den dito.
Bij zijn huwelijk in 1680 was hij Vaandrig van de Compagnie van de heer
Luitenant Colonel l'Ecluse
den 24sten november 1708 commissies voor de persoon van Philip Jacobus Marchant
tot sergeant major van t regiment te voet voorheen gecommandeert bij den Grave
van Dona en nu bij den Ed. Gestr. Col. Willegensmids het avancement van Diderick
Huigens; welke plaetse hij al bedient heeft sedert den 2den van deze maand,
geparafeerd Van Heek, getekent Van Slingelandt.
Jacob Marchand als lieutenant colonel titulair op 8 november 1709 bij t regiment
te voet van den Ed. gestr. Gen. Major De Villegas.
Mogelijk is onderstaande benoeming ook op hem van toepassing:
den 30en january 1673 commissie gedepescheerd voor Philippe Marchand als
adjudant van t regiment van Gen. Col. Alexander Colmt Visconte d'Aheree. Heeft
deselve plaetse al bedient sedert den 1sten maert lestes.
Bron: RA Arnhem RBS 133 fo. 143
Nederlands Hervormde Kerk, Arnhem
Philippus Jacobus Marchant,
Vaendrigh van de compagnie van de heer luitenant colonel l'Ecluse
trouwt op 30.11.1680 te Arnhem met Judith van Aelst
Attest gegeven op 30.11.1680
Getuigen: Brd: ouders
Brdg: Theodorus Brandolphus
Getuige Theodorus Brandolphus is vermoedelijk Theodorus Brants(en), die op 11 augustus 1657 in Tiel trouwde met Maria Udents. Mogelijk is er een relatie tussen hem en Elisabeth Brantsen (echtgenote van Constantijn Tulleken).
In 1680 leefden de ouders van de bruid nog. Judith van Aelst werd op 5 juli 1657 in Arnhem geboren als dochter van Jan Van Aelst en Anna Mom. De twee genoemde getuigen bij de doop van Johan Andreas Marchant in 1692 waren haar broer Stephanus en zuster Adriana van Aelst. Adriana Van Aelst trouwde in 1701 in Arnhem met Isaac Wilbrenninck (waarschijnlijk was dit niet haar eerste huwelijk), die een zoon was van Evert Wilbrenninck en Judith Mom (dochter van Steven Mom en Janneke Morleth, zuster van bovengenoemde Anna Mom).
Jan van Aelst en Anna Mom trouwden op 10 oktober 1653 in Arnhem. Daarvoor kregen zij dispensatie, zoals wordt vermeld in de Landdag Recessen van 1653, zijnde broers en zusters kinderen. Jan van Aelst was immers de zoon van Frans van Aelst en Judith Mom (Steven Mom's zuster), terwijl Anna Mom de dochter was van Steven Mom en Janneke Morleth. Jan van Aelst was o.a. burgemeester van Arnhem.
Verknoping met Regenten Families
Door het huwelijk van Philippus Jacobus Marchant in 1771 met Catharina Mechteld Wunder krijgt de familie Marchant een voorouderlijke verbinding met verschillende riddermatige geslachten. Catharina's grootvader was Michael Hendrik Wunder, die vermeldt wordt als rechter te Zevenaar en in de Lymers, na een opleiding gevolgd te hebben aan de Universiteit van Duisburg, waar hij werd ingeschreven in 1662. Zijn zoon Hendrik Wunder trouwde in 1730 met Cunegunda Helena VerHuell, dochter van rechter en rentmeester Everard VerHuell uit Doetinchem, die getrouwd was met Christina Sophia Sels. Christina Sels was de zuster van Maurits Sels, die in 1708 trouwde met Everdina van Löben, terwijl haar broer Willem Hendrik Sels in 1704 trouwde met Catharina Mechteld Wunder, die weer een zuster was van bovengenoemde Hendrik Wunder.
Everard VerHuell's ouders waren
Quirijn VerHuell en Cunegunda Van Hagen. Quirijn VerHuell was drossaard van de
heerlijkheid Wisch, burgemeester van Doetinchem, gecommitteerde bij H. H. Mog.
wegens de staten van Gelderland, en was in de commissie
om Willem III den hertogstitel aan te bieden. Het huwelijk wordt aldus vermeld
in de parochieboeken:
7 Sept. 1651. Quirin Vorhoel,
ehelicke sone vhan
captein Gerhardt Vorhoel binnen Zutphen, ende Juffer
Cunnegunda van Haegen , ehelicke dochter van Johan
vhan Haegen , borgemeester der stadt Doettinchem ende
rentmeester der geistlicker guder vhan de graveschap
Zutphen ; cop : 12 Oct
Cunegunda's vader was dus Johan van Hagen, die getrouwd was met Anna Helena Ripperda. In de Volontaire Protocollen van Bredevoort 1644-1645 staan zij genoemd als kopers van een goed te Lensinck:
folio 77v: Lunæ 1 December 1645 -
Stattholder Joost ter Vile, Rentmr. Cornoten Peter Cloeck, Johan
Wisselinck
Erschenen Rudolph Theben in nahmen ende als Volmachtiger des HoochWelgebornen
Graven
und Heren, Graven van Brunckhorst tott Anholdt, Vrijheer van Batenborch tott
Mijlendunck,
Bahr ende Laetum, Heer tott Drakenvelts Meijderich, Bannerheer dess Furstendombs
Gelre
ende Graeffschaps Zutphen, daervan genoechsame speciale Volmacht in dato den
dertijnden
October naestleden onder sijn Grafflicker Genaden secret ende eigener handt
onderschrifft,
voorbrachte, die bekande in qualiteit voorschreven, in nahmen Sijner Grafflicker
Genaden,
derselven erven ende Naekomelingen, voor eene walbetaelte Summa geldes,
derwelcke Sijn
Grafflicker Genaden sich goeder vollenkomener betalongh bedancken ende derwegen
Exceptioni non numerate pecuniæ renuntieren dede, rechtes steden ewigen und
onwederroeplicken erffkoops avergelaten und verkofft te hebben Johan van Hagen,
Juffer Anna
Helena Ripperda eheluiden und haren erven, dat Erff ende goedt Lensinck inden
Kerspell
Aelten Buerschap Iserloe tuschen t’Ruijl ende t’Kampe in sijne Vohr
ende bepalinge gelegen mit desselven toebehoer und gerechtigheit niet daervan
uhtbescheiden, voor doorschlechtich kummerfrij, Deses gecediert und uhtgegaen.
Daerop mit
hant, halm und monde vertegen, wahrschap verner ende beter verschrijvongh und
erffvestnis
gelaefft nae Landtrechte, Bij speciale veronderpandongh Sijner Genaden goederen
Welscher
ende Wensinck inden Kerspell van Dinxperloe gelegen, voorts generalicken alle
Sijner
Genaden andere goederen, in wat Heeren Landen die oock gelegen mogten wesen, om
in vall
van noot sich daeran te mogen verhaelen, ende in den cas den Edlen Hove van
Gelderlandt
ende allen anderen Gerichteren submittierende. Alles sonder exception und
argelist. Volgt
obgemelte Volmacht pag. Sequenti.
Het is goed hier even stil te staan bij Anna Helena Ripperda. Zij was een dochter van Baltasar Ripperda en Sophia Valcke, en zij overleed in 1655. Haar kwartieren zijn volgens Van Rhemen:
Anna Helena, overl. 24 okt. 1655,
begr. Doetinchem
Van Rhemen, Boeck der Quartieren, fol. 69: Anna Helena Ripperda, obiit 24
octobris 1655. Te Doetekum.
Ripperda
Valck
Twickloe
Schele
Boeckhorst
Baren
Sticke
Welvelt
Keppel
Langen
Middachten
Kochem
Broeckum
Hahren
Ruitenberg
Ruitenborg
Enige verwarring was er vanwege een vermelding in de Dagboeken van Sweder Schele, die hij schreef vanaf 1592. Daarin maakt hij melding van het gezin Baltasar Ripperda X Sophia Valcke, en hij noemt daarin Anna Helena Ripperda als dochter, overleden in 1596 op 8-jarige leeftijd na het binnen krijgen van rattengif. Anna Helena Ripperda, die in 1655 op 58-jarige leeftijd overleed, is door Sweder Schele vermoedelijk niet vermeld, omdat hij dat stukje waarschijnlijk had geschreven voor 1596.
Verknopingen met Riddermatige Families
In bovenstaande kwartieren van Anna Helena Ripperda staan haar voorouders genoemd. Die in het linkerrijtje geven haar voorouders aan vaderlijke kant, rechts die aan moederlijke kant. Foutloos is deze opstelling niet, maar hij biedt genoeg houvast voor de verdere ontwikkeling van deze reeks.
Haar grootouders waren Unico Ripperda X Judith van Twickelo en Herman Valcke X Johanna Schele.
Beide echtparen worden ook genoemd door Sweder Schele in zijn kronieken:
Herman Valcke en Joanna Schele stammen beiden uit oude Westfaalse families. Hier houden we ons vooral bezig met Joanna Schele. Zij was de dochter van Sweder Schele en Anna van Welvelde. Haar broer was Christoffer Schele van Welvelde, die getrouwd was met Judith Ripperda, dochter van Unico Ripperda en Judith van Twickelo. Judith Ripperda was dus een zuster van Baltasar Ripperda. Van Christoffer Schele van Welvelde werden zijn kwartieren vermeld bij zijn graftombe:
De wapens Scheele en Ripperda en de kwartieren:
Scheele Ripperda
Welvelde Twickel
Knehem
Buckhorst
Ruytenberg Stecke
Oer Brocum
Mulert Ruitenberg
Ellendorp Keppel
Twickel
Middachten
Het monument betreft Christoffer Scheele tot Welvelde, geb. in 1529, heer van
Welvelde (1555), die in 1558 huwde met
Judith Ripperda, geb. 1534, dochter van Unico en Judith van Twickel. Hij stierf
20 Mei 1606 ; zij 4 April 1608. Zij hadden 8 kinderen. Hij was de zoon van
Sweder Scheele en Anna van Welvelde; de kleinzoon van Heidenrijk Scheele en
Geertruid van Knehem en de achterkleinzoon van Johan Scheele en NN. van Oer.
Deze gegevens aan de Schele-zijde worden bevestigd in de Kroniek van de familie
Schele. Anna Van Welvelde stamde uit het oude geslacht van Welvelde. Zij was de
oudste dochter van Johan Van Welvelde en Wilhelmina van den Rutenberg, en na het
overlijden van haar broer Arnold van Welvelde voor 1521 werd zij automatisch
erfdochter van het bezit van de familie.
Welevelde had zich ontwikkeld tot een van de
belangrijkste havezaten van Twente. Na het overlijden van Johan III van Weleveld
in 1521, kwam het in handen van erfdochter Anna en haar nazaten uit haar
huwelijk met Sweder Schele. Sweder Schele kwam van de Schelenburg, een burcht
oostelijk van Osnabrück. Op de binnenhof, rechts naast de buitendeur van het
restaurant is een steen gemetseld met de tekst:
ANNA VAN WELVELDE & SWEDER SCHELE
Het echtpaar verbleef voornamelijk op de Schelenburg. De Weleveld werd door een
ambtman beheerd. De zoons Caspar en Christoffel verdeelden de ouderlijke
bezittingen. Caspar kreeg de Schelenburg en Christoffel het goed de Weleveld.
Anna Van Welvelde was dus de dochter van Johan van Welvelde en Wilhelmina van den Rutenberg. Haar ouders kunnen we terug zien in de kwartieren, die hiervoor genoemd staan, maar met een kleine correctie. Dat waren ongetwijfeld: Otto van den Rutenberg en Maria Van Twickelo.
Huisarchief Almelo: 1548 mei 14
(dl. B, fol. 23v).
Otto van Rutenberge verkrijgt goedkeuring van de overeenkomst, waarbij hij tot
zijn erfgenamen aanwijst de kinderen van zijn zuster te weten juffer Anna van
Welvelde, weduwe van Sweder Schelen, Sophia van Welvelde, echtgenote van Evert
van Varendorp, en juffer Steven van Welvelde, echtgenote van Peter van Voirst.
Get.: Albert Belman en Adolpff Reyger.
Ook al staat deze zuster niet met
name genoemd, het is duidelijk dat hier bedoeld wordt Wilhelmina van den
Rutenberg, getrouwd met Johan van Welvelde met inderdaad de kinderen zoals
genoemd: Anna, Sophia en Steventje van Welvelde.
Otto van den Rutenberg was gehuwd met Eleanora Sticke, welk huwelijk kinderloos
bleef, en bovenstaande acte uit 1548 maakt duidelijk, hoe hij zijn erfenis
wilde regelen. Over Otto van den Rutenberg vinden we nog de volgende actes:
Huisarchief Almelo: 1524 dec 13
(dl. B, fol. 23).
Otto van Rutenberge, na de dood van zijn vader Otto van Rutenberge, zoals ook
die Van Tye beleend waren geweest.
Get.: Johan van Welvelde en Herman Grubbe, Stichtse leenmannen.
Huisarchief Alemlo: 1545 mrt 10 (dl. B, fol. 23).
Otto van Rutenberge geeft, met toestemming van de leenheer, het vruchtgebruik
van het leen aan zijn vrouw Alyenora Sthycken.
Get.: Albert Belman en Zeyno Wernigars.
In de bovenste van deze twee actes kunnen we zien, dat Otto's vader ook Otto heette (enigszins verwarrend is, dat hier staat 1524: Otto van den Rutenberg na de dood van zijn vader Otto... Dat suggereert, dat Otto's vader rond 1524 zou zijn overleden, maar die overleed in 1500).
De ouders van Otto en Wilhelmina van den Rutenberg waren dus Otto van den Rutenberg en Maria van Twickel. Die trouwden omstreeks 1475, maar een preciese datum is niet bekend. Hun beide zoons Otto en Hake waren tijdens het overlijden van hun vader op school in Parijs. Hake zou, zoals Sweder Schele in zijn Huiskroniek schrijft, op vrij jonge leeftijd 'zinneloos' zijn geworden, iets wat zich kennelijk wel vaker openbaarde bij leden van de familie van den Rutenberg.
Otto van de Rutenberch was een zoon van Alof van den Rutenberg en Willemtje van Vianen van Beverweerde die het huis Zuthem bij Zwolle bezaten. De van de Rutenbergs behoorden tot de meest vooraanstaande families in het Oversticht en waren verwant aan machtige geslachten in Utrecht. Otto had reeds een in 1461 een aanzienlijk bezit in Notter verworven door de aankoop van het goed Sudena. Hij huwde op latere leeftijd met Maria van Twickelo, dochter van Johan van Twickelo en Jacobje van Keppel. Dit echtpaar wilde zich eerst op Sudena vestigen, maar Maria van Twickelo verkoos Grimberg ömb deste neher bei der kirchen zu sein”. Daarna werd Grimberg aanzienlijk verbouwd. Zij kregen vijf kinderen waarvan Otto hem opvolgde in het bezit van de Grimberg. Deze Otto overleed kinderloos in 1549 zijn weduwe in 1561.
Maria van Twickel was dochter van Johan van Twickel en Jacoba van Keppel, terwijl Otto van den Rutenberg een zoon was van Alof van den Rutenberg X Willemina van Vianen van Beverweerde.
1434, oktober 18
Aleff van Rutenberge verkrijgt consent om zijn vrouw Willem van Beverwerde de
lijftucht te maken (dl 1, fol. 56v, 110),
Bron: Repertorium op de Leenregisters van de leen- en hofhorige goederen van de
proosdij St. Lebuinus te Deventer 1408-1809 door AJ Mensema
Haar treffen we een aantal keren aan in de leenregisters van het
Huisarchief Almelo:
1442 apr 13 (BC fol 62v) Willam
van Vyanen van Beverweerde. Hulder haar man Adolph van den Rutenberge na de dood
van Henric van Ryn.
1457 apr 21 (BD fol 68v) Willem van Beverwerde. Hulder haar man Alef van den
Rutenberge.
Dit echtpaar zou rond 1419 getrouwd zijn, maar de huwelijksbrief, die daarvan heeft bestaan, is verdwenen. In de Waalse Kerk te Deventer staat op de grafzerk van Otto van den Rutenberg het wapen Van Rutenberg en de kwartieren:
Ruitenburg Vianen
Suthem Buren
Ao 1500 in vigilia St Jacobi apost. obit Strenuus vir Otto de Ruitenburg
armiger.
Hieruit zijn Otto's ouders en grootouders af te leiden:
Aloff van den Rutenberg X
Willemina Van Vianen en Beverweerde
Egbert Hake van den Rutenberg X Agnese van Zuythem en Johan van Vianen en
Elisabeth van Buren.
Elisabeth van Buren was dochter van Allard van Buren en Elisabeth van Bronckhorst. Zij had een aantal broers en zusters, onder wie Mabelia van Buren, die in een acte wordt genoemd:
1386 November 11.
Belye van Buren verklaart door Herman Staels te zijn voldaan wegens de
breuke door hem beloopen. Naar een afschrift in het archief te Koevorden (Inv.
no. 11).
Wy, Belye van Buren, joncfrou van
Covorde ende vrouwe van Drenthe, bekenne in dessen openen breve voer ons ende
voer ons rechte eerffgenamen, dat ons Hermans Staels vullghedaen hevet, dat uns
wal genoeghet voer alsodanighen brocke alse he gedaen hevet in der vryheyt to
Covorde, dat hy Johanne Hundenberghe ende syne knechte daerenbinnen venck ende
schelde Herman Staels ende synen eerfgenamen ende denghenen, die um daerto
hulpen, dat Johan Hundenberch ende syne knechte gevanghen ende geschat werden,
voer uns ende voer onse rechte eerffgenamen qwyt, ledich ende loss eerfflyke
ende ummermeer, ende hebbet des to tueghe onse seghell an dessen breeff
gehanghen. Ende umme meerre vestnijsse, alse hier voirscreven ijs, so hebbe wy
gebeden unsen lieven vader Alerde, heer to Buren ende to Boesinchem, ende onsen
lieven oem Ghyselberte van Bronchorst, heer to Borcklo, en joncher Herman van
(Covorde), dat se desen breeff mijt ons bezegelen willen. Ende ommedat ons dese
voirs. punte wittelick ende kundich sindt ende om bede willen joncfrou Belyen
voirs., so hebben (wy) Alerdt, Ghyselbert ende Herman voirs. om meerre
vestnijsse willen onse inghesegele an dessen breeff gehanghen. Gegheven int yaer
ons Heren dusent drehondert ses ende tachtentich up sunte Martijnsdach voer
mijddewinter.
Deze acte van Belye van Buren, die ik in de mij bekende genealogiën 'Van Buren' niet ben tegen gekomen, beschrijft perfect de familierelaties, die zij heeft: dochter van Allard Van Buren en Bosinchem en Elisabeth van Bronckhorst, die een zuster was van Gijsbrecht van Bronckhorst, heer van Borculo. Daarmee is duidelijk, dat Elisabeth van Bronckhorst dochter was van heer Willem van Bronckhorst en Catharina van Leefdael.
Via haar voorouders Dietrich von Kleef X Margaretha van Holland stamt Catharina van Leefdael af van de graven van Holland, maar ook Willem van Bronckhorst stamt van de hollandse graven af. Als zoon van Willem van Bronckhorst X Joanna van Batenburg, en kleinzoon van Gijsbert van Bronckhorst X Elisabeth van Steinfurt, Boudewijn von Steinfurt X Elisabeth Von Lippe, Ludolf von Steinfurt X Elisabeth Von Bentheim, stamt Willem van Bronckhorst af van Boudewijn Van Bentheim X Jutta Von Rietberg. Boudewijn von Bentheim was de zoon van Otto van Bentheim, getrouwd met Alveradis Von Arnsberg. Otto van Bentheim was de broer van graaf Floris van Holland.